Peter de Jonker

 

 

 

Onderzoek naar Peter de Jonker en de moord in Zuchthaus Sonnenburg

Dit document bevat alle beschikbare informatie over Peter de Jonker; hij werd in 1943 tewerkgesteld in Potsdam Duitsland en is na de oorlog helaas niet terug gekeerd.

Pieter Johannes jr (Peter) de Jonker is geboren op 27-08-1912 in Altenessen in Duitsland, zoon van Pieter Johannes (Piet) de Jonker en Augusta (Gusta) Limberg. Peter kwam uit een gezin van 14 kinderen en was de oudste zoon.

Peter is overleden op 31-01-1945 in Slonsk in Polen, het toenmalige Sonnenburg, 32 jaar oud (vermoord in concentratiekamp Zuchthaus Sonnenburg). Hij ligt begraven na 31-01-1945 in een massagraf van alle vermoorde gevangenen te Slonsk (Polen). Peter staat ook vermeld op de oorlogsgravenstichting.nl

Hij werd door het Arbeidsbureau opgeroepen om werkzaamheden te verrichten in Duitsland en hij werd op 25 januari 1943 op transport gesteld naar Potsdam.

Waar hij in de omgeving van Berlijn te werk is gesteld ontbreekt helaas alle informatie. Peter staat op regel 5 van de transportlijst vermeld.

Uit verhalen is gebleken dat hij op of om Alexanderplatz is opgepakt. Hij is in januari 1944 op transport gesteld naar Sonnenburg. Dit zou kunnen blijken uit het verslag van de aankomst van gevangenen uit de politie-gevangenis op Alexanderplatz.

Meestal betekende deportatie naar Sonnenburg dat de gevangene zich bezig heeft gehouden met verzet, opruiing, of acties tegen het Derde Duitse Rijk.

Sonnenburg is als concentratiekamp altijd geheim geweest, mensen wedren geacht daar niet meer uit terug te keren.
Op de volgende pagina’s staan gedeeltes, uit het Pools vertaald, van het officiële onderzoek naar de wantoestanden die in Zuchthaus Sonnenburg zijn begaan beschreven. 

Op 28 november 2017 heeft officier van justitie Janusz Jagiełłowicz (Pl) officieel het onderzoek naar de wantoestanden en moorden in Zuchthaus Sonnenburg beëindigd.  Op de volgende pagina’s staan de conclusies uit het onderzoek.

Dit onderzoek gaat over de vervolging van misdaden tegen de menselijkheid, begaan op gevangenen tussen 1942-1945 in Hitler’s zware nazi gevangenis in Słońsk (Zuchthaus Sonnenburg) door officieren van het Derde Duitse Rijk.
De misdaden bestaan uit moorden, lichamelijk geweld, het weigeren van medische hulp, enz.

Dit is een misdaad als bedoeld in artikel 1 item 1 van het decreet van 31 augustus 1944 voor nazi-misdadigers schuldig aan moord, misbruik aan burgers en gevangenen en de massa executie van ongeveer 819 gevangenen , leden van de verzetsbewegingen vanuit Frankrijk, België, Nederland, Noorwegen en Luxemburg aangehouden door de Gestapo als onderdeel van “Nacht und Nebel”. Deze gevangenen zijn veroordeeld door nazi-militaire rechtbanken tot doodstraf of bestraffing met hard werk, en vervolgens gijzeling in de gevangenis Sonnenburg.

 Onderzoek naar (de dood) van de toenmalige leidinggevenden:

-Hoofdaanklager van het Kammergericht in Berlijn – Kurt Walter Hanssen,
-Hoofd van de Gestapo vestiging in Frankfurt a/d Oder – SS-Sturmbahnführer Heinz Richter,
-De directeur van de gevangenis – Theodor Knops, en zijn plaatsvervanger – Georg Rung,
-Dossierinspecteur – Willego Budack,
-Gevangenisarts – dr med. Erwin Seidler,
_Hauptwachtmeister – Wladislaus Tomczak,
-Gevangenisbewaarders die de veroordeelden naar plaats van uitvoering brachten: Rudolf Fiedler, Emil Krause en Emil Wobser,
-Leider van de massa-executie van de gevangenen, Gestapo-officier SS-Hauptsturmführer – Wilhelm Nickle.

Geschiedenis van Zuchthaus Sonnenburg:

De zware strafgevangenis in Sonnenburg werd gesticht in 1832-1833, in de provincie Brandenburg. De gevangenis bevond zich in het buitengebied van de stad, in het zuidoostelijk deel van de stad, stond op vochtige grond met een ongezond leefklimaat door de nabijheid van uitgestrekte moerassige gebieden. De hoofdgevangenis bestond aanvankelijk uit de zogenaamde noordvleugel, waaraan aangrenzend het gebouw voor de administratie. Op de begane grond van deze vleugel bevonden zich ruimtes voor slotenmakers, blikslagerijen, timmermanswerkplaatsen en de smederij. De 106 enkele en dubbele cellen bevonden zich op de 1e tot de 4e verdiepingen. Later werd de oost- en westvleugel, met het gevangenisziekenhuis, en de gebouwen voor gevangenisbewakers bijgebouwd. De gebouwen waren voorzien van een wasruimte, een bakkerij en een badhuis. Alle gebouwen werden verwarmd met ovens. Water werd betrokken met behulp van pompen in de oostelijke vleugel vanuit een op ongeveer 50 meter afstand gelegen boerderij.

In de gevangenis was ongeveer plaats voor 1000 gevangenen. In 1931 werd het Zuchthaus in verband met de aanhoudende economische crisis in de toenmalige Weimar republiek en het gebrek aan middelen vanwege de noodzakelijke ingrijpende renovatie gesloten.

Naziperiode

Nadat Adolf Hitler aan de macht kwam in Duitsland, werd de gevangenis weer gereactiveerd op 20 maart 1933 en getransformeerd tot concentratiekamp voor leden van de Communistische Partij van Duitsland en SPD-activisten. De officiële naam was: – Staatsconcentratiekamp Sonnenburg – in Nowa Marchia en was ondergeschikt aan het hoofd van de Gestapo in Berlijn. Het kamp werd in 23 april 1934 uiteindelijk opgeheven. De gevangenis werd later opnieuw in gebruik genomen door het Hoger National Court (Kammergericht) in Berlijn. Aan het hoofd van deze onafhankelijke detentiecentra (Selbststȁndige Vollzugs anstalten) stonden speciaal benoemde personen.

Straffen werden hier uitgevoerd voor hoogverraad, opgelegd door de rechtbanken van de SS en Wehrmacht, voor veroordeelden, recidivisten en voor mensen van verschillende nationaliteiten. Oorspronkelijk werden alleen Duitse criminelen gevangengehouden maar aan het begin van 1939 werden de gevangenen met straffen van meer dan 5 jaar of een levenslange gevangenisstraf overgeplaatst naar andere gevangenissen. Dit besluit werd genomen vanwege de voorbereidingen van het Derde Rijk en de nabijheid van de Poolse grens. De gevangenis in Sonnenburg, als onafhankelijke vestiging, was onderworpen aan de tenuitvoerlegging van de opgelegde straffen en rapporteerde rechtstreeks aan Afdeling V van het Reichsministerium van Justitie.

In de eerste jaren van de oorlog was het aantal gevangenen in Sonnenburg relatief laag, en voornamelijk Duitse criminelen.  Naar aanleiding van het decreet van de ministeriële Reichsverteidigungsrat van 11 juni 1940 over de tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, het principe dat wanneer een zware straf was opgelegd deze in een gevangenis (Zuchthaus) moesten worden uitgevoerd. Voor de veroordeelden betekende dit dat zij tot het einde van 2e wereldoorlog van hun vrijheid werden beroofd. Zo’n juridische constructie was gericht op het creëren van repressieve maatregelen die mannen zouden afschrikken. Tot medio 1942 was het aantal gevangenen niet meer dan 610 mensen. De gevangenisregels werden in principe gerespecteerd in de Sonnenburg-fabrieken.

De gevangenisdirectie heeft wel nog speciale bepalingen toegepast voor “bijzonder gevaarlijke” gevangenen voor het Derde Rijk, volgens de richtlijnen van de “Nacht und Nebel Erlass”.

De gevangenis Sonnenburg was onderworpen aan het toezicht van de officier van justitie generaal bij het Kammergericht in Berlijn zoals eerde aangegeven. Deze positie werd in de jaren 1943-1945 bekleed door Dr. Kurt Walter Hanssen, onder wiens toezicht de gevangenisofficieren onmenselijk misbruik op de gevangenen pleegden, met name op diegenen die verdacht worden van politieke of militaire activiteiten, gericht tegen het Derde Rijk.

In 1941 werd er een directeur van gevangenis Sonnenburg benoemd – Theodor Knops.
De taken van adjunct-directeur werden uitgevoerd door Oberinspektor Georg Runge.
De leiding van de gevangenis bestond uit:
-Friedrich Tittmann, inspecteur, leiding over de werkgelegenheid voor gevangenen,
-Paul Bonike en Paul Kliettzing, inspecteurs, financiën,
-Erwin Blauert – administratief manager
-Rudolf Fiedler, obermeister, die het hoofdkantoor runt.
-Wilhelm Budack, obermeister, verantwoordelijk voor de lijst van opnames en ontslagen,
-Eduard Rosenberg en Walther Freigang, hoofd van de werkplaatsen,
-Emil Krause was de beveiligingsinspecteur aan wie alle bewakers ondergeschikt waren.

De kampverpleging stond onder toezicht van Dr. Erwin Seidler, een inwoner van Sonnenburg, die elke dag patiënten ontving in de ziekenhuisafdeling.

Los van het gevangenisregime, zorgde de eigenaren van de privébedrijven die gevangenen ten behoeve van de wapenindustrie in dienst hadden, voor een grote impact op het tragische lot van de gevangenen, vooral vanaf de tweede helft van 1942.

“Nacht und Nebel” was een speciale strafklasse tijdens WO2 om verzets-mensen spoorloos te laten verdwijnen. Deze strafklasse werd ingesteld door veldmaarschalk Wilhelm Keitel in opdracht van Adolf Hitler en op 7 december 1941 tekende Veldmaarschalk Wilhelm Keitel het geheime decreet betreffende het arresteren en deporteren van leden van de anti-nazi-oppositie vanuit de kampen uit West-Europese landen (voornamelijk Frankrijk, België, Nederland). Ondertekening van het decreet werd geassocieerd met de wens om ondergrondse activiteiten in de bezette gebieden te elimineren. Het decreet (Nacht und Nebel) voorzag in deportatie naar afgelegen kampen in het Derde Rijk (zoals Zuchthaus Sonnenburg).

Vanaf 1942 werden gedetineerden die in Zuchthaus Sonnenburg aankwamen, beoordeeld door de Gestapo onder de codenaam “Nacht und Nebel” en was vooral gericht op tegenstanders van het nazisme in West-Europa en de Scandinavische landen.

De nazi’s hadden gehoopt met Frankrijk en andere landen samen te spannen tegen het Verenigd Koninkrijk, en later de Sovjet-Unie. In deze gebieden was de Wehrmacht de belangrijkste autoriteit en de beslissende factor van het bezettingssysteem. Op alle mogelijke manieren werd geprobeerd om de overwonnen westerse naties voor politieke en economische samenwerking te winnen. De zachte houding van de nazi-bezettings-macht hebben het beoogde doel niet bereikt. Verzet van de Fransen, Belgen, Noren en de Nederlanders ten opzichte van de bezetter groeiden voortdurend. Veel mensen, vooral voormalig militair personeel, waren actief in een verzetsbeweging.

De deportatie-actie (Nacht und Nebel) begon in 1944. Degenen die veroordeeld zijn voor schuld, werden ter dood veroordeeld of gestuurd naar concentratiekampen. In de kampen waren ze gemarkeerd met letters NN, in afzondering gehouden, gedwongen om hard te werken en werden meestal slechter gevoed dan andere gevangenen. Ze konden ook geen enkel contact met de buitenwereld onderhouden. Tegen het einde van de oorlog omvatte de “Nacht und Nebel” -campagne ongeveer 7000 mensen, van wie velen in gevangenissen en kampen werden gedood. In de gevangenis Sonnenburg passeerden tussen 1942 en 1945 minstens 877 burgers.

Minstens 386 burgers van België, leden van de verzetsbeweging, waarvan er niet minder dan 76 stierven wegens ziekte, slechte omstandigheden, misbruik door bewakers of acties genomen door het personeel van de ziekenboeg.

Het derde en grootste gevangenen transport, kwam uit de politie-gevangenis in Berlijn Alexanderplatz. Dit vond in de eerste dagen van januari 1944 plaats.

In 1942 tot 1945 werden minstens 230 Noorse burgers,  leden van de verzetsbeweging, gevangengenomen waarvan niet minder dan 36 overleden wegens ziekten, omstandigheden, misbruik door bewakers of acties die door het personeel van de ziekenboeg zijn ondernomen of werden neergeschoten. De eerste arrestaties door de Gestapo in Noorwegen vonden plaats onder de actie “Nacht und Nebel” in oktober 1941.

Op 14 november 1944 vertrok het eerste transport vanuit kamp VII Esterwegen in Luxemburg, dat op 16 november in Sonnenburg aankwam.  91 gevangenen zijn door de executie van 31 januari 1945 omgekomen.

Van de Sonnenburg-gevangenen die niet waren opgenomen in de “NN” -campagne, waren ook burgers van Tsjechoslowakije. Het waren politieke gevangenen die door de rechtbank in Neurenberg waren veroordeeld. Daarnaast ook: Joegoslaven, Bulgaren, Polen, Slowaken, Russen, Zwitsers.

Het naoorlogse nationale gerechtshof van Kiel ging ervan uit dat de SS-soldaten minstens 600 gevangenen hadden doodgeschoten. De rechtbank in Kiel heeft ook niet uitgesloten dat dit aantal veel groter zou kunnen zijn. Onder de slachtoffers waren volgens de rechtbank de meesten buitenlanders: Fransen, Belgen, Luxemburgers, Nederlands, Noren, Denen, Polen, Russen, Oekraïners en Joegoslaven.

Geen enkele Sonnenburg-gevangene kon de juiste medische hulp krijgen. De doodsoorzaak was meestal overwerkt en uitputting van het lichaam als gevolg van ondervoeding. Gevangenen van “NN” uit andere gevangenissen die aankwamen in Sonnenburg verkeerden soms in een complete staat van uitputting. Aan de andere kant werden ook de regels ter plekke voor hen ingekort; t.w. in principe een gevangenenleven van maximaal drie maanden.

Gevangenen in Sonnenburg werden ingezet bij het maken van schoenen, strobalen, houten munitiekisten, scheepstouwen en om oude tenten en versleten rubberen jassen uit elkaar te halen en het draaien van een papieren koord voor verpakkingsmateriaal. De Mica-isolatieplaten werden gespleten waar de “Mica” gevangenen dit verwerkten voor strijkijzers en elektrische fornuizen en de productie van condensatoren. Ook werden hier onderzeese kabels en lampen gefabriceerd, oude nagels werden rechtgetrokken en in het laatste jaar waren er ook drie 70-tons persen aanwezig voor de productie van projectielen.

De gevangenen zonder de codenaam “NN” werden in een nabijgelegen fabriek in Lemierzyce voor fabricage van buskruit in de wapenfabriek in Skwierzyna te werk gesteld. Over het algemeen werd er 12 uur gewerkt in een tweeploegendienst, dag en nacht, met zeer slechte omstandigheden en sanitaire voorzieningen. Als iemand zich niet aan de vastgestelde dagelijkse norm hield, werd hij door de bewakers geslagen en van zijn voedsel beroofd en behandeld als saboteur. Het werken in de zogenaamde “Shiny Hall”, verstoken van ventilatie en met de aanwezigheid van schilferend mica, konden ze hierin max. 5-6 maanden overleven. De zilverstof tastte de longen aan, de gevangenen leden aan pneumoconiose. De managers van sommige bedrijven die gevangenen in dienst hebben, behandelden de gevangenen vaak slechter dan de bewakers.

De maaltijden voor de gevangenen kwamen niet overeen met acceptabele normen. In de ochtend brachten ze er ongeveer 200 gram droog brood en een kop of kom zwarte, bittere koffie, gemaakt van een afkooksel; ’s middags is één liter soep, meestal van rutabaga, verrotte aardappelen of bevroren kool of kruidachtige groenten.
’s Avonds werden de resten van het diner verdeeld over de cellen. Elke gevangene kreeg meestal 3/4 liter waterige soep en te gare aardappelen. Hun gezondheid verslechterde aanzienlijk door de slechte hygiënische omstandigheden. Ze mochten zelfs hun kleding niet wassen, dezelfde kleding moest zowel overdag als ’s nachts gedragen worden. De kleding werd stijf van vuil en zweet, er werden luizen in gevonden. Er waren geen stapelbedden in de cellen, ze sliepen op bundels oud stro. Er was geen enkele medische zorg in de gevangenis.

“NN” gevangenen waren volledig geïsoleerd van de buitenwereld, beroofd van enige informatie over hun familie, ze stierven in de gevangenis door: tuberculose, difterie, roos, maagaandoeningen, maagzweer, steenpuisten en schurft.

De gevangenisarts Erwin Seidle, stuurde hen naar de ziekenhuisafdeling opdat de ‘snelst mogelijke moord’ van die persoon die toch niet in staat was om het ‘afgesproken’ gevangenen werk te doen werd voltrokken. De gevangene moest zich met hoge koorts ’s morgens melden op de afdeling, de arts begeleidde hem in principe in overeenstemming met zijn wensen. In de wachtkamer kwam de zieke man in de handen van een verpleegster. Gemiddeld wachtte een patiënt met hoge koorts in zo’n tochtige omgeving op een arts gedurende 4-8 uur, wat meestal resulteerde in zijn dood. De paramedicus bereidde speciale pillen voor de terminaal zieken, die na consumptie nog slechts een paar uur leefden.

Dr. Seidler wilde dat niet altijd zien, Hij schreeuwde vaak “vandaag wil ik helemaal niets zien, geen patiënt”. Her duurde in veel gevallen erg lang voordat ze als ziek werden beschouwd.

Veel gevangenen stierven zonder een mogelijkheid om bij de dokter te komen. Ze sliepen samen op de grond, besmet en niet besmet, met uitzondering van tuberculosepatiënten die stierven voor speciale proeven die voor hen bestemd waren.

De behandeling was in werkelijkheid gericht om de dood van de patiënt te versnellen.

De patiënten werden onderworpen aan een “dieet”, dat 3 tot 5 dagen duurde, of werden bsproeid met ijskoud water als excuus voor desinfectie. Wanneer de patiënt zijn pijn luid manifesteerde of niet snel genoeg stierf, dan hanteerde Dr. Seidler of de verpleegster als laatste maatregel, de zogenaamde “Sűsse Flasche” (zoete fles). De patiënt moest een kleurloze vloeistof uit een klein flesje drinken. Iedereen die het binnen kreeg zou binnen de komende 2-3 uur sterven.

Deze werkwijze werd ook gebruikt als hij in de overvolle zaal van de patiënten was. Patiënten stierven daar bedekt onder hun ontlasting en ongedierte. Er waren geen bedden op de ziekenafdeling, de patiënten lagen op dekens op de vloer.  In een kamer waar je 20 bedden zou kunnen plaatsen, lagen nu ongeveer 120 patiënten.

De gevangenisarts beperkte zich tot alleen tot een wandeling tussen de patiënten, met zijn vinger wijzend naar de paramedicus dat die gevangene moet worden overgedragen aan de zogenaamde isoleerafdeling. Het was een kamer in de kelder, vol met water, vuil en geen licht. Na drie dagen in eenzame opsluiting stierven de zieken.

De gevangenisdirecteur Teodor Knops, samen met Dr. Seidler, probeerden zich te ontdoen van de “profiteurs”, door meerdere malen in de koude wintervorst aan het begin van 1943/1944, transporten van zieken en invaliden naar de gevangenis in Wolfenbuttel te organiseren. Ze werden vervoerd in onverwarmde veewagens tijdens de strenge vorst. Sommige gevangenen stierven onderweg vanwege kou, gebrek aan warme kleding en ondervoeding.

De gevangenisdirectie, evenals vertegenwoordigers van bedrijven in de wapenindustrie, die de gevangenen in dienst hebben, hebben de Franse en Belgische gevangenen voortdurend beschuldigd van sabotage. Ze werden vaak bedreigd met executie.

In november 1944 waren ongeveer 800 gevangenen, voornamelijk Belgen, Fransen, Noren, Russen en Oekraïners overgebracht naar KL Sachsenhausen. Op 9 januari 1945 zaten er nog rond 1800 gevangenen in “Sonnenburg” waarvan 638 gevangenen uit de “NN” campagne. Zij konden in de tussentijd niet worden overgedragen aan concentratiekamp Sachsenhausen vanwege hun rampzalige gezondheidstoestand en door het gebrek aan vervoers-mogelijkheden.

In januari 1945 arriveerde ’s-avonds een colonne ’s in Sonnenburg. Het nieuws dat de Sovjettanks binnenkort Kostrzyn (op 20 km afstand) zullen bereiken, veroorzaakte paniek bij de gevangenis-functionarissen. Op de bijeenkomst op 28 januari 1945 gaf directeur Knops het bevel om zich onmiddellijk voor te bereiden op de evacuatie van de gevangenen, die oorspronkelijk waren bedoeld om samen met het personeel over te brengen naar de Berlijn-Tegel gevangenis. Alle documenten werden vóór de evacuatie verbrand, behalve de namen van gevangenen die in de auto’s werden geladen. De geëvacueerde colonne, telde 540 mannen en 58 vrouwen. Op 26 januari 1945 bereikten ze de gevangenis in Berlijn.

Hoofdaanklager van het Hof van Beroep (Kammergericht) in Berlijn, Kurt Walter Hansen, die hoofdverantwoordelijk was voor Zuchthaus Sonnenburg, stelde voor de gevangenen “die niet geëvacueerd werden” te overhandigen aan de Gestapo. Herbert Klemm, onderminister, moest deze executie goedkeuren.

De massa executie
Om ongeveer 18.00 uur, op 30 januari 1945, is een uit ongeveer 20 personen bestaande speciale SS-eenheid aangekomen van uit de Gestapopost in Frankfurt a/d Oder. Zij stonden onder bevel van SS-Hauptsturmführer Wilhelm Nickle, met het bevel om de gevangenis over te nemen volgens het Gestapo-richtlijnen.  SS-Hauptsturmführer Nickle, gaf het bevel om de gevangenis (Rȁumungsbefehl) te ‘reinigen’.

SS-Obersturmbanfűhrer Heinz Richter eiste dat directeur Knops de gevangenen selecteert volgens de richtlijnen van evacuatie.

In het kantoor van Knops, informeerde Wilhelm Nickle, in aanwezigheid van Georg Runge, Friedrich Tittmann, Emil Krause, Paul Kliettzing en Rudolf Fiedler, hij directeur Knops wat de opdracht “de gevangenis te reinigen” inhoud. Hij verklaarde ondubbelzinnig dat hij van plan was met zijn SS-eenheid executies uitvoeren door een nekschot.

De basis voor selectie van gevangenen waren richtlijnen van het ministerie van Justitie. Volgens de bovenstaande richtlijnen kan evacuatie van penitentiaire inrichtingen plaatsvinden door gevangenen naar andere instellingen over te brengen, niet in gevaar gebrachte acties van buitenlandse troepen, of hun vrijlating.

De richtlijnen lieten in geen geval de vrijlating van “NN” gevangenen, Joden en zigeuners toe. Ook de vrijlating van gevangenen die zijn veroordeeld door militaire rechtbanken, gevangenen en personen tegen wie het onderzoek werd uitgevoerd was niet toegestaan. Volgens hun: “Recidivisten, antisociale elementen en politieke gevangenen, in het bijzonder gevaarlijk, altijd, in geval van bijzonder gevaar, zouden ze ter beschikking van de veiligheidspolitie gesteld moeten worden “.

Alleen gevangenen van wie de straf niet langer dan 6 maanden, in speciale gevallen 9 maanden, was en waarvan het gedrag een vreedzame terugkeer naar de maatschappij garandeerde konden worden vrijgelaten.

Voor zover als evacuatie van gevangenen in het geplande gebied, om welke reden dan ook niet kon worden uitgevoerd, moeten de vijandige elementen worden overgedragen aan de politie met als doel: isoleer ze en als dit niet mogelijk was, moeten ze worden geëlimineerd door executie. Sporen van de vernietiging moeten zorgvuldig worden gewist.

De selectie van gevangenen op basis van het bewaarde bestand werd uitgevoerd door: directeur Theodor Knops, Willi Budack, dossierinspecteur en Georg Runge, in aanwezigheid van Wilhelm Nickle en andere Gestapo-officieren. De dossiers lagen in drie stapels. De eerste, de kleinste, zijn betrouwbare gevangenen die geëvacueerd moesten worden. De tweede stapel, de grootste, die zouden worden geliquideerd. In de derde groep waren de gevangenen waarover nog niet was besloten. Totaal is er gekozen voor 823 gevangenen bedoeld voor “neutralisatie”, en voor 174 gevangenen waarvan er werd besloten ze te evacueren.

Na de selectie werd er vergaderd over de plaats van uitvoering. De Munitiewinkel in Lemierzyce was bereikbaar via de telefoon. Aanvankelijk moest de uitvoering plaatsvinden ergens in het veld, niet ver weg van de gevangenis. Directeur Knops maakte hier echter bezwaar tegen en rechtvaardigde dit door een gebrek aan tijd en de nabijheid van de eenheden van het Rode Leger. Gevangenen van het Zuchthaus naar een verre plaats van uitvoering zou de actie vertragen, en er waren geen mensen beschikbaar om ze te escorteren. Als laatste mogelijkheid werd bepaald dat de uitvoering direct zou plaatsvinden in de gevangenis. Er werd besloten om tussen het werkplaatsgebouw en de gevangenismuur te gaan, tussen de twee muren vanwege de beperkte zichtbaarheid om de lichamen van de geëxecuteerden te zien.

De Hauptwachtmeister Emil moest de gevangenen naar de plaats van executie leiden en Krause, als hoofd van de interne beveiligingsdienst, met de hulp van zijn ondergeschikten officieren. Wilhelm Nickle heeft een plan gemaakt voor de uitvoering en controleert de verlichting.

Gevangenen benoemd tot evacuatie, worden overgebracht naar de andere kant van de noordelijke vleugel en krijgen daar nieuwe schoenen, ondergoed en kleding.

De liquidatie van gevangenen gebeurde in de nacht van 30 op 31 januari 1945. De commandant van het vuurpeloton, begeleid door gevangenisbewakers, beval de gevangenen om van aangezicht tot aangezicht op een berg aardappelen te gaan liggen. Ze werden gedood door een schot op het hoofd met pistolen en machinegeweren. De uitvoering duurde van 23.00 tot ongeveer 02.00 uur ’s nachts. Gewonde mensen werden alsnog neergeschoten door de aanwezige SS-ers. De lichamen van de geëxecuteerden werden achtergelaten op de binnenplaats van de gevangenis.

De SS’ers reden, nadat ze de uniformen van het bloed hadden schoon-gemaakt, met de auto terug naar Frankfurt. De resterende gevangenen vertrokken samen met het personeel uit Sonnenburg richting Brandenburg.

De feiten van de rechtbank:
Er is vastgesteld dat deelname aan het bloedbad van gevangenen de volgende personen(bewakers) verantwoordelijk zijn:
-Emil Krause, Emil Wobser; tijdens het plannen en helpen bij de uitroeiing van gevangenen: Theodor Knops, Georg Runge, Willi Budack, Friedrich Tittmann, -Paul Kliettzing en Rudolf Fiedler.

Het SS-vuurpeloton heeft die nacht ongeveer 819 gevangenen neergeschoten.

Gebaseerd op bestanden die gedeeltelijk zijn gereproduceerd door OKBZH in Zielona Góra en gegevens gevonden is de verdeling van neergeschoten mensen:
Burgers van Frankrijk: 26.
Burgers van België: 12.
Burgers van Noorwegen 1,
Burgers van Nederland: 27:
Johannes Baarschers, • Johannes Cosenburg,• Hubertus Frantzen,• Adrianus Cornelis van Gelderen, • Johannes Antonius Goosen,• Wouter de Groot,• Jacobus Johanus de Haan,• Johannes Hendrik Ingen, • Pieter Johannes de Jonker,• Jean de Konink,• Leo Victor Lutkie,• Matheus Jaques Maessen, • Egbertus Stephanus Marks,• Wouter Mulder,• Laurens van de Nes,• Johannes Adrianus Ohmstede, • Johannes Dirk Osenbrug,• Theodores Qudemans,• Hendrickus Luckas Pakker,• Willem Frederik Poerstamper,• Jacob Dirk Pont,• Jacob Franciskus Rijff,• Jean van de Schaar,• Willem Schmidt,• Hendrik Jacob Slius,• Willem Piet van Tienhoven,• Jacobus Cornelis Zanten.
Burgers van de USSR: 3,
Burgers van het Groothertogdom Luxemburg: 92,
Burgers van Tsjechoslowakije: 1,
Burgers van de Republiek Ierland: 1,
Poolse burgers: 1,
Burgers van Duitsland: 4.

Na de Oorlog
Het eerste onderzoek naar de executie van gevangenen startte al in Februari 1945 door de Sovjet militaire autoriteiten na het maken van een foto-documentatie die op de plaats delict is gemaakt. Er werd onthuld in de loop van de inspecties ter plaatse die op dat moment werden uitgevoerd dat:
-gevangenen aan palen tegen de muur werden geplaatst en neergeschoten,
– sporen op de lijken van in de vorm van verwondingen door peuken,
-sporen van geweerschoten in het hoofd,
-de lichamen zelf werden verbrand.

Dit alles wees op de wens om sporen van de executies door daders te verbergen.

De lichamen van de gevangenen zijn begraven in 2 massagraven – in totaal 819 lichamen. Documenten en persoonlijke spullen werden overgebracht naar het hoofdkwartier van de eenheid.

Uit de inhoud van documenten verkregen door OKBZH in Zielona Góra van de officier van justitie Generaal DDR in 1969 bleek dat bij de executie van gevangenen in Sonnenburg onder andere deelnamen:

  • SS-Hauptsturmführer Wilhelm Nickle – berecht in 1970 voor de bovengenoemde misdaden door de correctionele rechtbank in Kiel.
  • SS-Sturmbahnführer Heinz Richter – Gestapo-manager in Frankfurt a/d Oder in 1945, veroordeeld in 1970 voor bovengenoemde misdaden door de rechtbank in Kiel.
  • Hoofdbewaker van de gevangenis Sonnenburg Emil Wobser – geboren op 1 januari 1892, die de munitie laadde voor de wapens bij de executie van de nazi-veiligheidspolitie.

Op basis van de documenten die tijdens het onderzoek werden verzameld, werd vastgesteld dat tussen 1941 en 1945 bij Zuchthaus Sonnenburg hebben gewerkt:

  • gevangenisdirecteur, Theodor Knops geboren in 1902 – stierf 20 december 1962 in Aken;
  • plaatsvervangend gevangenisdirecteur Georg Rung – geboren in 1881 gearresteerd door het Sovjet rechtssysteem, In oktober 1946, werd hij berecht door het Sovjet Militair Tribunaal in Brandenburg en veroordeeld tot vuurpeleton, het vonnis is uitgevoerd.
  • superintendent in de gevangenis – Friedrich Tittmann – geboren in ca.1890 /95.;
  • Rudolf Fiedler-geboren in 1891, persoonlijk secretaris van de gevangenisdirecteur;
  • Erich Sommerfeld – geboren 6 oktober 1906;
  • Erich Blauert – geboren 12 februari 1899, administratief directeur van de gevangenis,
  • Paul Klietzing – gevangenisdirecteur – geboren in 1883 werd hij gearresteerd door het Sovjet rechtssysteem, in oktober 1946, uitgevoerd door Sovjet Militair Tribunaal in Brandenburg – zou sterven in de gevangenis in het effect van ernstige ziekte;
  • Hauptwachtmeister Emil Krause, hoofd interne beschermingsdienst, geboren rond 1896;
  • Viktor Nowak, geboren op 11 juli 1898; juridisch medewerker
  • ambtenaar van de gevangenisadministratie Friedrich Bartel, geboren 18 september 1889;
  • Hauptwachtmeister Theodor Muller – geboren in 1887;
  • Hauptwachtmeister Fritz Budack – bewaker – geboren 1895 – aan tyfus gestorven in 1945;
  • Johannes Arndt, extra bewaker, geboren op 19 juni 1895;
  • Hauptwachtmeister Hans Wischnewski – geboren op in 1905 – hij bewaarde dossiers,
  • Hauptwachtmeister Willi Budeck – hoofd van de afdeling gevangenis;
  • Hauptwachtmeister Emil Wobser – geboren 1892;
  • Wladislaus Tomczek – geboren op 19 mei 1886 – Hauptwachtmeister in de ziekenboeg;
  • Richard Deickert, geboren op 7 oktober 1902, extra bewaker;
  • Walther Freigang – 28 mei 1899, gevangenisbewaker, stierf hij op 14 september 1959;
  • Richard Gerloff, geboren 25 december 1890;
  • Erich Sommerfeld, geboren 6 oktober 1906;
  • Max Lehmann, bewaker, geboren op 10 september 1898;
  • Karl Keiling, bewaker, geboren op 5 november 1898;
  • Oskar Buntke, 67 jaar oud – Hauptwachtmeister en censuur van de gevangenis;
  • Heitbach – geboren in 1900/05, gevangenis politie-inspecteur;
  • Paul Huschke – Oberwachtmeister;
  • Edward Rosenberg – Hauptwachtmeister, manager van gevangenisateliers;
  • Willy Haase, gevangenisbewaker, Justizwachtmeister, geboren op 16 augustus 1898;
  • Paul Huschke, gevangenisbewaarder – van februari/maart 1945 in gevangenschap Sovjet;
  • Schenkwitz gevangenisbewaker;
  • Theodor Georgi, hoofd van het voedselmagazijn,
  • Friedrich Bartel – ambtenaar van de gevangenis, geboren op 18 september 1889;
  • Johanne Heize – medewerker gevangeniswezen;
  • PhD-arts Erwin Seidler – geboren op 1 april 1894, niet voltijd in gevangenis aanwezig en kwam te werken vanuit de stad.

De bovenstaande lijst van officieren van de nazi-gevangenis in Sonnenburg is helaas onvolledig.

Daarnaast een kopie van het vonnis met de motivering van het Kiel National Court of op 2 augustus 1971, in een strafzaak door de gerechtigheid van de Bondsrepubliek Duitsland tegen voormalige officieren Gestapo uit Frankfurt, verantwoordelijk voor massale executies van gevangenen in Sonnenburg:

SS-Sturmbannführer – Heinz Richard Richter, geboren op 13 Februari 1902 – hoofd Gestapo in Frankfurt a/d Oder in 1945;

SS-Hauptsturmführer- Wilhelm Nickle, geboren op 16 juni 1914 commandant vuurpeloton.

De rechtbank kwam ook tot de conclusie dat de bewijsvoering niet voldoende was door de onthulde feiten die de erkenning van de moorden mogelijk zouden maken dat gevangenen wreed en genadeloos geloof het juiste doel van moord, pijn of kwelling zijn gedood. Er werd aangenomen dat de daders niet met opzet handelden met het doden. De rechtbank heeft niet verklaard dat hun motief of actie werd bepaald door de oorsprong of de nationaliteit van de gevangenen.

Er werd ook vastgesteld dat de gebeurtenissen van januari 1945 in de gevangenis in Sonnenburg plaatsvonden; herhaaldelijk onderwerp van vervolging waren in de naoorlogse periode van Duitsland. Ook werden er kopieën verkregen van het Nazi Crimes Investigation Centre in Ludwigsburg van dossiers uit een strafzaak tegen Heinz Richard Richter en Wilhelm Nickle. Het materiaal in kwestie omvat verslag van 10 Februari 1945, van de Sovjetcommissie over de executie van gevangenen in de buurt van Zuchthaus Sonnenburg. Volgens de inhoud van dit verslag waren er meer dan 800 lijken van gevangenen aangetroffen. Bovendien bevatten de dossiers een getuigenverklaring van de gevangene die de uitvoering overleefde, namelijk Vjekoslava Lecka.

Het naoorlogse lot van sommige van deze mensen is onbekend. Zoals vastgesteld op basis van documenten verkregen van Duitsland, zijn sommigen van hen gestraft, inclusief de directeur van de gevangenis in Sonnenburg:

– Theodor Knops, de hoofdwacht in de ziekenboeg

– Wladislaus Tomczek, die stierf in de jaren 1950 en 1960 in de Bondsrepubliek Duitsland.

– Herbert Klemm – plaatsvervanger Minister van Justitie (staatssecretaris van het Ministerie) van het Derde Rijk, geboren op 15 mei 1903 hij werd berecht door het Amerikaanse militaire tribunaal, dat op 14 december 1947 en werd veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Hij werd op 14 februari 1957 vrijgelaten uit de gevangenis.

-Adjunct-directeur Georg Rung, kort na het einde van de oorlog, bleef gearresteerd door het Sovjet militaire rechtssysteem. In oktober 1946 veroordeelde het Sovjet Militair Tribunaal in Brandenburg hem tot de dood door het vuurpeloton.

– Gevangenisinspecteur Paul Klietzing is gearresteerd door de sovjets, hij stierf in oktober 1946 in de gevangenis in Brandenburg als gevolg van een ernstige ziekte.

– De gevangenisarts Erwin Seidler woonde tot oktober 1947 in Slonsk en werkte in het gezondheidscentrum. Hij werd herkend als oorlogsmisdadiger tijdens een bezoek aan Slonsk van een Noorse militaire missie door een voormalige gevangene van het Zuchthaus. Na zijn arrestatie heeft Erwin Seidler in de afwachting van vervoer naar de gevangenis een sterk slaapmiddel ingenomen, waarna hij stierf op 18 oktober 1947 in Sulęcin ziekenhuis.

Op basis van het verzamelde bewijsmateriaal was het niet meer mogelijk om te bepalen welke achternamen van de gevangenen van de gevangenis in Sonnenburg, die wreed werden misbruikt, behoorden.  Ook geen van de SS-mannen werden geïdentificeerd.

Ondanks de ondertekening van de conventie door Duitsland, was de toepassing hiervan niet in mate waargenomen door de nazi’s. Het bewijs hiervoor is de proclamatie van 7 december 1941 ondertekend door veldmaarschalk Wilhelm Keitel onder de naam “Nacht und Nebel”, waarin hij militaire bevelhebbers ondergeschikt aan hem opdroeg de doodstraf toepassen op alle burgers (inclusief partizanen), die op enigerlei wijze de veiligheid van de nazi-strijdkrachten bedreigde.

Het lijdt geen twijfel dat bij Sonnenburg (momenteel Słońsk) de massale uitroeiing van gevangenen ook als een misdrijf van genocide is erkend, en later de wens van de zogenaamde “Der Gevangenis lösschen” voor de komst van het Rode Leger, moorden op hele (inter)nationale groepen gevangenen, erkend voor hun ondergrondse en guerrilla-activiteiten een serieuze en reële bedreiging vormen voor de Duitse strijdkrachten, hun landen bezetten.

Naschrift:

De ouders van Peter zijn redelijk snel na de oorlog door het Rode Kruis verwittigd over het lot van hun zoon.
Zoals het vaak gebeurde na de oorlog, werd er bijna niet meer over gepraat en als een feit aangenomen en weg gezwegen etc.

Pas in 2008 toen ik belangstelling kreeg voor de afstammelingen van de naam “de Jonker” startte ik de zoektocht naar familieleden in de stamboom de Jonker.

Ik, een volle neef van Peter,  heb het graf van Peter en de monumenten in Slonsk in 2012 bezocht.

In de Stad Slonsk is een klein museum en een gedenkplaat aangebracht, ook is er in het bos is een erebegraafplaats ingericht met een monument voor de gevallenen.